Recent onderzoek over de uitkomsten van reanimatie bij ouderen
hebben flink wat stof doen opwaaien: in tegenstelling tot wat eerder werd
gedacht eindigt niet het merendeel van de ouderen als een kasplantje. En het
hebben van veel ziekten is minder voorspellend voor de uitkomst, dan de
omstandigheden van de reanimatie. Optimistische getallen. Moeten we dan
laagdrempeliger reanimeren bij ouderen? Ervaringen uit de praktijk pleiten voor het voeren van een
gesprek over het gewenste einde van het leven, ruim voordat er überhaupt reanimatie of cijfers op tafel komen.
Als jonge
onderzoeker bezocht ik vele deelnemers van de Leiden 85-plus studie. Van deze
85-plussers, meestal zelfstandig wonend en vaak alleen, nam ik bloed af. Voor
een jonge dokter een klusje van een paar minuten, voor de betreffende oudere meestal een welkom bezoek, dat met de nodige kopjes koffie en gesprekken gerekt werd.
Tijdens die gesprekken spraken we vaak over de dood. Op de vraag "vindt u
het leven nog de moeite waard?" kwam bijna zonder uitzondering het
antwoord "als het zo blijft gaan wil ik nog wel even mee". Maar op de
vraag "wat zou u ervan vinden als u morgen dood zou gaan?" was het
antwoord - aanvankelijk tot mijn verbazing - bijna zonder uitzondering
"dan is het ook goed". Waarom? "Ik heb de meeste van mijn broers,
zussen en vrienden al begraven", "ik woon gelukkig nog zelfstandig,
maar voordat ik dement word wil ik er al niet meer zijn", "een neef van mij had
laatst K en een verschrikkelijk ziekbed, doe mij maar een hartaanval 'en
wegwezen'".
Een paar maanden
geleden werd een 90-plusser opgenomen op onze afdeling.
Binnengebracht met "een veel te hoog suikergehalte, uitdroging en
verwardheid". Dus aan het infuus, extra insuline en een rustige kamer. De
volgende ochtend staarde een zeer kwieke patiënte me zeer indringend aan.
"Dokter", sprak zij met onvervalst Leids accent, "Ik was helenaal niet verward, maar ik heb wel gevochten als een leeuw. Want ik
wilde helemaal niet meegenomen worden. Vier ambulance broeders moesten op mij
springen om me in bedwang te houden en toen hebben ze me toch meegenomen en nu
ben ik hier. Ik had wel dood kunnen zijn ". Om daar verzuchtend aan toe te voegen: "En die kans is me nu ontnomen". Zij had dus een doodsstrijd
geleverd, maar dan anders.
Aan het einde van
het leven gaat iedereen een keer dood. In de context van een hoge
leeftijd, een geschiedenis met meerdere ziekten, functionele achteruitgang en bijvoorbeeld een acute verslechtering is de dood soms een logische uitkomst. Voor de meeste ouderen komt de dood niet onverwacht en vaak niet
ongewenst. Dat laatste is voor de doorgaans veel jongere zorgverlener (waar ik mijzelf ondanks mijn eerste grijze haren ook toe reken) niet altijd
voor de hand liggend is. Natuurlijk, niet alle ouderen zijn klaar met het leven: nog niet in de laatste levensfase
aangekomen, nog veel plannen, biologisch veel jonger of welke andere reden dan
ook.
De vraag "wilt u gereanimeerd worden?" is dus niet de juiste vraag. Beter is bijvoorbeeld "mocht de dood nu langskomen, hoe ver moeten we dan gaan om het leven toch te rekken"? Dat levert hele andere antwoorden op. Mocht een patiënt daar ver in willen gaan (en dat kan een hele goede overweging zijn), pas dan komt
reanimatie ter sprake. Met betere uitkomsten dan gedacht, maar voor 80-plussers nog altijd: slechts 8% overleeft
lang genoeg om het ziekenhuis te verlaten, het grootste deel in betrekkelijk
goede gezondheid, de overige 92% blijft dood en spendeert (net als de familie) nog een uur (of 2) tussen sirenes, infusen, borstkas compressie en gebroken ribben. Ik ben na het voeren van een goed gesprek nog weinig 80-plussers tegengekomen die daarvoor kiezen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten